John Perkins – Bekentenissen van een economische huurmoordenaar

Een boekbespreking door Marc van Delft, 6 februari 2012

JohnPerkins_BekentenissenHet boek: ‘Bekentenissen van een economische huurmoordenaar’ van John Perkins is de autobiografie van een zakenman in dienst van de internationale economische maffia, de ‘corporatocratie’ zoals hij het noemt. In principe komt het hier op neer:
Gehaaide zakenlieden infiltreren in regeringskringen van derde-wereld-landen, om hen leugens of veel te optimistische prognoses op de mouw te spelden van de voordelen die het zou hebben indien deze landen grote financiële investeringen zouden doen in het laten uitvoeren van grote infrastructuur-verbeterende projecten zoals het laten bouwen van grote fabrieken, energiecentrales, snelwegen, stuwdammen, vliegvelden, etc. door Amerikaanse multinationals.
Nadat deze leiders van derde wereldlanden zich hebben laten inpakken door de mooie praatjes en de beloften van ‘koeien met gouden horens’ van deze ‘economische huurmoordenaars’, zijn de wereldbank en andere banken die in dit ‘complot’ zitten wel bereid deze landen grote leningen te verschaffen om dit soort projecten uit te laten voeren.
De gevolgen zijn meestal desastreus: prachtige oerwouden, eertijds schone rivieren en andere natuurlandschappen en de territoria van Indianenvolkeren worden erdoor verwoest en vervuild, het land steekt zich in schulden die het nooit meer terug kan betalen, de voorgewende voordelen en de ‘koeien met de gouden horens’ vallen erg tegen en blijven uit.
Meestal is er een klein groepje rijken die er voordelen van hebben in zo’n land, maar het gewone volk en de armen worden ernstig gedupeerd, hun gebied vervuild en vernietigd en afgenomen, en er ontstaan vaak oorlogen tussen de multinationals en de bevolking die hun gebied en hun belangen trachten te verdedigen, die ontaarden in eindeloze bloedbaden. Deze in principe integere vrijheidsstrijders, smalend genoemd: ‘terroristen’, zijn op een gegeven moment uit nood geboren verplicht om in leven te blijven door de drugshandel en andere ‘misdaden’, en komen in oorlog met het leger, dat de multinationals moet beschermen (zoals in Colombia).
Ondertussen is de regering van zo’n derde-wereld-land niet meer in staat de schulden af te betalen aan de wereldbank, en deze moeten dan in ruil voor hun schulden toelaten dat de Amerikaanse multinationals het land komen beroven van hun olievoorraden, hun ertsen, het toestaan van het bouwen van militaire basissen, en bovendien worden die landen dan verplicht om bij de VN alles te doen wat de machthebbers van ze verlangt (bij stemmingen). Het is één grote internationale afpersings- en chantage-praktijk.

Dan beschrijft hij dat als de doelen van de Amerikaanse zakenlieden via deze ‘praatjesmakers’, de ‘economische huurmoordenaars’ hun doel missen, en het land weigert erop in te gaan of andere dingen doet die de Amerikaanse zakenlieden mishagen, zoals het nationaliseren van de olie-industrie, het niet meer willen verkopen van de bodemschatten in dollars etc. dat dan een volgende stap wordt genomen, namelijk, dan worden de ‘jakhalzen’ ingeschakeld, dat zijn huurmoordenaars en geheime militaire operaties die ervoor zorgen dat een president van een bepaald land via bv. een vliegtuigongeluk om het leven komt.
Als de jakhalzen tenslotte ook falen blijft de laatste optie over, namelijk: Een Amerikaanse inval van het leger, meestal onder valse voorwendselen, ‘false flag operations’ waarvan 11/9 wel de bekendste is, en moeten Amerikaanse jongelui (uit het leger) opgeofferd worden om de hebzucht van deze machtsdronken zakenlieden met geweld te bevredigen, zoals met Panama, Irak, Afghanistan Servië, Libië en vele andere landen gebeurd is.
Het gevolg daarvan is natuurlijk nog veel rampzaliger: 1,5 miljoen Irakezen en 5 miljoen Afghanen lieten het leven door deze Amerikaanse invasies, deze landen zijn totaal verwoest en leeggeplunderd.
Bovendien is dit ook nog eens een grootscheepse roof op de Amerikaanse burger zelf, die in de vorm van belastingen bv. de minstens 4.000 miljard kosten aan het leger voor de invasie in Irak moeten opbrengen, terwijl de Amerikaanse zakenlieden er allemaal veel geld aan hebben verdiend en de Amerikaanse burger een stuk armer.
Een groot deel van het boek van Perkins is echter gewijd aan zijn innerlijke worsteling met zijn geweten en al zijn overwegingen waarbij hij zichzelf goed wil praten en allerlei redenen en excuses naar voren brengt waarom hij een tijd lang toch aan dit systeem van uitbuiting en het Amerikaans imperialisme heeft meegedaan.

Het probleem met Perkins, en waarom hij zo goed inzetbaar was voor de doelen van deze internationale maffia, was het feit dat hij van de landen waar hij naartoe werd gestuurd een grote studie had gemaakt en vaak hun taal had geleerd om goed met de bevolking en hun machthebbers te kunnen communiceren. Maar de studie van deze landen en hun bevolking had ook tot gevolg dat hij deze landen en hun volk ging liefhebben, en dat congrueerde dan weer niet met de taak die hij had om juist die landen en volkeren zoveel ellende en rampspoed te brengen wat de gevolgen waren van zijn onderhandelingen. Hij moest wat hij liefdevol en met interesse had bestudeerd vernietigen en verwoesten.
Een mooi beeld daarvan is wat hij in de proloog beschrijft: hij beschrijft hoe prachtig de rit is van Quito, de hoofdstad van Equador naar een andere stad, door de bergen en oerwouden, steile hellingen met watervallen, rivieren, vulkanen.
In 2003 reed hij van Quito naar de Shell ‘om te helpen een oorlog te beëindigen met Indianenstammen, de Shuars, de Kichwas, de Achuars, de Zaparos en de Shiwiars, stammen die besloten hadden de oliemaatschappijen ervan af te houden hun huizen, families, en hun land te verwoesten, ook al zouden ze daarvoor tot de laatste man moeten sterven. Voor hen gaat het in deze oorlog om het overleven van hun kinderen en hun cultuur, voor de oliemaatschappijen om macht, geld en grondstoffen en om de droom van een wereldheerschappij door een paar hebzuchtige mannen die dromen van een wereldrijk.’
Tijdens deze rit dacht hij aan de tijd 35 jaar eerder, toen hij daar voor het eerst kwam. Equador had 30 actieve vulkanen, 15% van de vogelsoorten leven er en vele duizenden nog niet geclassificeerde plantensoorten zijn er. In het land leven vele verschillende culturen en talen. Vroeger, toen was het land nog rein, zuiver, onberoerd en onschuldig.
In die 35 jaar had zich veel veranderd. In 1968 werd er olie ontdekt, en tegenwoordig is olie de helft van de export van het land. Sindsdien is er meer dan een miljoen barrels olie uit de pijpleidingen gelekt. Dubbel zoveel als de ramp van de Exxon Valdez. Reusachtige gebieden met oerwoud werden vernietigd, Ara’s en jaguars zijn bijna verdwenen, 3 Indianen-culturen staan op het punt te verdwijnen, en de jonkvrouwelijke rivieren zijn veranderd in afgrijselijke afwaterkanalen vol vergif.
Maar de Indianen begonnen zich te verweren. Op 7 mei 2003 probeerde een groep advocaten die 30.000 Indianen vertegenwoordigden, om de bedrijven Chevron en Texaco aan te klagen die tussen 1971 en 1992 iedere dag meer dan 18 miljoen liter giftig afvalwater in de rivieren hadden gepompt die met olie, zware metalen en kanker-verwekkende stoffen waren belast, waardoor vele mensen en dieren zijn omgekomen.
Sinds de tijd dat Perkins met zijn kornuiten het land de ‘wonderen van de moderne economie’ had beloofd, (1970) steeg de armoedegrens van 50 naar 70 procent, de werkeloosheid steeg van 15 naar 70 %, en de schuldenlast van de regering steeg van 240 miljoen dollar naar 16 miljard. Het aandeel van het armste deel van de bevolking aan het BNP ging van 20 % naar 6 %.

Equador is geen uitzondering, bijna ieder land dat met de ‘zegen van de vooruitgang’ in aanraking is gekomen leed een dergelijk lot…

De schuld van de derde wereld is aangegroeid tot over de 2,5 biljoen en de kosten van de rente alleen al voor dit krediet bedroeg 375 miljard dollar per jaar, een hoger bedrag als wat de derdewereldlanden tezamen uitgeven aan onderwijs en gezondheidszorg, en 20x hoger als de som die deze landen per jaar aan ‘ontwikkelingshulp’ ontvangen!!!

De helft van de wereldbevolking leeft van minder als 2 dollar per dag.

De bovenste 1 procent van de huishoudens van de derde wereld heeft 70 a 90 % van het privé-vermogen van die landen in handen.

Ook is er mede dankzij John Perkins in Equador een gigantische stuwdam gebouwd, die een handvol Equadorse families rijk had gemaakt, maar voor de boeren en de Indianen die aan de rivier leven een bron is van ontelbaar leed.

De regering moet een groot deel van haar belastinginkomen voor het afbetalen van schulden besteden i.p.v. de gezinnen te helpen die onder de armoedegrens leven, en is verplicht de oerwouden aan de oliegezelschappen te verkopen.

Van de 100 dollar die de ruwe olie (die uit het regenwoud wordt gehaald) opbrengt gaat 75 dollar naar de oliebedrijven en van de 25 dollar voor Equador zelf moet de regering ¾ uitgeven voor de buitenlandse schulden, dan blijven er nog 2,50 dollar over voor gezondheid, onderwijs en programma’s ter ondersteuning van de armen.

Zo gaat van de olie-inkomsten niet eens 3% naar de mensen die het het hardste nodig hebben, die door de boringen, de stuwdammen en de pijpleidingen zijn benadeeld, en die sterven omdat ze geen gezond drinkwater en voedsel kunnen verkrijgen.

‘Het raffinement waarmee dit Amerikaanse wereldrijk tot stand wordt gebracht stelt die van de Romeinen in de schaduw. De mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn dragen geen Romeinse uniformen met wapenuitrustingen, het zijn onopvallende heren in pakken, die bescheiden en normaal werken.’
‘Wij bezoeken projecten en slenteren door arme dorpen. Wij verkondigen altruïsme en spreken met de lokale tijdschriften over de wonderbaarlijke humane prestaties die wij volbrengen. Wij bedekken de conferentietafels van regeringen met tabellen en financiële berekeningen en houden aan de Harvard Universiteit lezingen over het wonder van de macro-economie.’

In principe is alles legaal wat de EHM’s doen.

De hele auto-biografie van Perkins gaat verder over zijn levensgeschiedenis om te beschrijven en uit te leggen hoe het zo is gekomen dat ‘zo’n aardige jongen uit het landelijke New Hampshire’ in zulke smerige zaakjes terecht is gekomen… Perkins heeft altijd in de energiesector gewerkt, en werkte lange tijd voor het bedrijf MAIN. Hij beschrijft hoe hij op een zekere dag de beeldschone Claudine tegen het lijf liep, die op grond van haar informatie over hem gezien had dat hij een goede Economische Huurmoordenaar zou kunnen worden. Zij heeft hem min of meer in het geheim alle kneepjes van het vak bijgebracht, en hem de ware achterliggende imperialistische bedoelingen van zijn taak uitgelegd, zoals boven beschreven. Claudine zei ook dat het geheime besprekingen waren geweest en dat het verraad ervan een gevaar voor zijn leven zou betekenen, en dat hij er met niemand over mocht praten.
Toen Perkins later Claudine op hetzelfde adres weer eens wilde opzoeken was ze verdwenen en alle naspeuringen naar haar leverden niets op…

Perkins gaat in zijn boek uitgebreid in op landen waar hij mee te maken kreeg: Equador, Panama, Iran, Indonesie, Colombia, en Saoedi-Arabie.
Hij vertelt hoe geschokt hij was door de moord [zogenaamd een ongeluk] op de charismatische en populaire President van Equador, Jaime Roldóz, nadat deze het had gewaagd om het op te nemen tegen de oppermachtige oliemaatschappijen, en de moord [ongeluk] op Omar Torrijos, populaire en charismatische president van Panama die voor de USA onwelgevallige plannen had met het Panamakanaal, [beiden in 1981],  en de invasie van USA in Panama in 1990-91 waarbij de democratisch gekozen president Noriegas op valse beschuldigingen van drugshandel door Bush senior gevangen werd genomen en tot op de dag van vandaag in een of andere Amerikaanse gevangenis zit.

Dat het de Amerikaanse machthebbers niets kan schelen wat voor onmenselijke dictatuur er in een land is, zolang ze maar geld kunnen verdienen, zal duidelijk zijn. Ze pakten bv. het ultraconservatieve Saoedische koningshuis helemaal in om in ruil voor de olie en allerlei gunsten het land te ‘moderniseren’. Dat was ‘de deal van de eeuw’.
Het land is er daarna niets progressiever of democratischer op geworden, maar de zakenlieden wel een stuk rijker. Als Saddam Hoessein hetzelfde voor zijn land had toegestaan, dan was de hele invasie in Irak nooit gebeurd.

Het afschrikwekkende voorbeeld van Irak, Afghanistan, Servië, Panama, en Libië zouden de andere weerspannige landen van de wereld ertoe moeten aanzetten om het niet in hun hoofd te halen om zich ooit te wagen te verzetten tegen de wil van de Amerikaanse multinationals, omdat anders de invasie, en mogelijk de totale vernietiging van hun land het gevolg zou kunnen zijn.
Kortom: Gaat het niet goedschiks, dan gaat het kwaadschiks.

Aangezien de VS in feite met de gehele wereld in oorlog is, omdat zij, net zoals eertijds de oude Romeinen, op imperialistische wijze bezig zijn om de gehele wereld te veroveren en te onderwerpen aan de ‘New World Order’, waarbij ze met name in derde wereldlanden een oneindige hoeveelheid leed en ellende veroorzaken moeten ze het ook niet vreemd vinden dat al deze geslachtofferde mensen een ‘potentiële terrorist’ t.a.v. de V.S. zouden kunnen worden.

Nadat Perkins lange tijd met zijn geweten had geworsteld nam hij ontslag bij MAIN en begon een eigen, alternatief energiebedrijf. Nadat hij wel eens ergens had laten vallen dat hij aan een boek werkte kreeg hij van een ander bedrijf zeer lucratieve aanbiedingen voor losse opdrachten waarmee men hem zover probeerde te krijgen om geen grote onthullingen te doen omtrent EHM-praktijken.
Drie maal deed Perkins al een aanzet om aan zijn boek te werken en het te voltooien, maar door invloed van buitenaf werd dat iedere keer verhinderd. Tenslotte heeft hij in 2004 het boek laten verschijnen, en vanaf dat moment heeft hij zich er volledig op toegelegd om een positieve bijdrage te doen aan het verbeteren van de wereld.

Hij heeft ook een eigen website www.johnperkins.org en een newsletter waar men zijn activiteiten op kan volgen.

Interessant vanuit antroposofisch perspectief is wellicht het gegeven van iemand die een kijkje in zijn autobiografie geeft, waarbij men kennis kan maken met de innerlijke worsteling van het IK tussen de impulsen van egoïsme en materialisme (de draak…) en de impulsen om te luisteren naar de stem van het geweten, het hogere Ik (de Christus) in de mens, om te handelen vanuit het ethisch individualisme om in de zin van de ‘Filosofie der Vrijheid’ te spreken.
Aan het boek kan men ervaren hoe moeilijk dat kan zijn en wat voor overwegingen daarbij allemaal een rol kunnen spelen.
Daaraan kan men ook ervaren dat ‘goed’ en ‘kwaad’ voor de moderne mens van het bewustzijnszielentijdperk, de Faustisch zoekende mens, geen eenvoudige gegevens zijn, maar een gecompliceerd proces waarbij de ziel een evenwicht zoekt tussen velerlei, elkaar soms tegensprekende impulsen, om de juiste balans te vinden op het scherpst van de snede waarop het wankele evenwicht zich bevindt van een mens die zoekt naar het leven vanuit het ethisch individualisme.

Verder vergt het natuurlijk een grote Michaelische moed om een dergelijk boek te schrijven, om onverschrokken en standvastig het goede te doen, ondanks alle tegenwerking en mogelijk zelfs met gevaar voor eigen leven!